Dat wat ik hier in deze blog ga plaatsen in een waar verhaal dat zich ongeveer 23 jaar geleden afspeelde. En ik kan het weten, want het gaat over mijzelf. Waarom er nu dan nog een blog overschrijven zal je misschien denken. Ik ben zo’n tien jaar verslaafd geweest aan de alcohol en 21 jaar geleden ben ik ermee gestopt. Sinds een jaar of tien doe ik nu werk als ervaringsdeskundige en geef o.a. voorlichting en lezingen over verslavingsproblematiek en dat doe ik met veel plezier. Ooit heb ik een deel van mijn verhaal op papier gezet. Een klein gedeelte daarvan wil ik graag met jullie delen. Waarom? Misschien herkennen sommige mensen zich in het verhaal of kennen ze iemand op wie het van toepassing is. Aan die mensen wil ik zeggen, al lijkt je situatie nog zo hopeloos, geef jezelf niet op, ook jij kunt een ander leven leiden. Durf over je probleem te spreken en hulp te aanvaarden. Ik kon het dus jij kan het ook. Aan andere mensen wil ik laten weten waar overmatig alcohol gebruik toe kan leiden als je het probleem niet herkent of wil herkennen. Ik ben niet tegen het gebruik van alcohol, zeer zeker niet, en godzijdank kunnen de meeste mensen er dan ook op een normale manier mee omgaan. Maar er is nu eenmaal een klein percentage die het niet kan. Het zijn zeker geen zielige mensen, dat was ik ook niet, maar gewoon mensen die een verslavingsgevoeligheid hebben en eigenlijk worstelen met het hele probleem. Lees de volgende blogs, ik schrijf het in een paar delen. Dan nu het verhaal. Het gaat over een periode waar ik al zo’n acht jaar verslaafd was en al behoorlijk was afgezakt.
En steeds had ik weer periodes waarin ik niet dronk, waarin ik het gevoel had dat ik iets moest doen om mijn leven te veranderen. Als ik dan niet meer wou drinken, was ik, als ik er mee op hield, altijd een paar dagen goed ziek. Maar ook dat was niet elke keer even erg. Soms was het alleen maar een soort flauw gevoel op de maag, maar een volgende keer was het zo erg dat ik dacht dat ik dood ging. Ik liep dan te zweten als een gek, was erg onrustig, een benauwd gevoel op de borst en had erg veel last van trillende handen. Zweten, misselijk, maar niks vond ik zo erg als die gigantische onrust waar ik dan soms in verviel. Het hield mij, ondanks dat ik mij zwaar klote voelde, ook nog op de been. Dan liep ik heen en weer, zat op de bank, lag op de bank, stond weer op om te roken, ging weer liggen, ging naar buiten om een stukje te lopen, maar voelde mij weer te zwak om verder te gaan, dan maar weer naar huis om op de bank te liggen, enz. Honger had ik dan ook niet echt, dus als ik in drie dagen dan eens twee broodjes opat was dat veel. Maar ik wist ook dat naar drie tot vier dagen het ergste voorbij was en dat zorgde ervoor dat ik het doorstond.
Daarna begon ik op te knappen, de eetlust kwam terug en de slaap ook. Soms nam ik voor drie of vier dagen wat librium. Het gekke aan de zaak is dat het mij er niet van weerhield om naar een paar weken weer te beginnen. Als ik dan een periode niet dronk, zette ik mij heel erg onder druk. Ik had mij dan voorgenomen om net zo te gaan leven als “normale mensen”, tenminste dat dacht ik. Ik stond dan om zeven uur op, at twee sneetjes brood, 1 met ham of kaas en eentje met jam. Daarna begon ik mijn huis te poetsen, ook als dat niet nodig was. Om tien uur dronk ik koffie en om twaalf uur een warme maaltijd. ’s Middags had ik dan vrij om even een paar boodschappen te doen of zo. Om half zes werd er brood gegeten, dan was voor de rest van de avond de televisie aan de beurt. Dat begon mij natuurlijk al snel te vervelen, maar ik hield mij er krampachtig aan vast. TOTDAT.
Ik hield dat op een gegeven moment niet meer uit, werd depri en zocht een reden om weer te gaan drinken. Ik deed alles wat ik deed, als ik nuchter was niet omdat ik het leuk vond, maar omdat ik dacht dat mijn leven er zo moest uitzien. Andere mensen stonden ook om zeven uur op enz. Ik dacht echt dat andere mensen dag in, dag uit ’s avonds voor de televisie zaten. Dat kon in mijn ogen ook niet anders als je de hele dag had gewerkt. Werken en televisie kijken en dat tot je vijfenzestigste. Proost. Dan zoop ik mij liever dood. Het leven zonder alcohol kan gewoon niet leuk zijn. In mijn ogen waren er maar twee soorten mensen, mensen die werkten en televisie keken, en mensen die ik kon vanuit de kroeg, mensen die iets van het leven probeerden te maken, die ook nog plezier hadden. Ertussen was niets, tenminste ik wist niet hoe. Het was het een of het andere. Zwart of wit. Maar elke keer als ik weer begon met de drank gleed ik verder af. Als ik het weer op de heupen had en aan de zuip was, werd mijn leven een steeds grotere puinhoop.
JacobE