Dan nu het tweede deel van het verhaal wat zich ongeveer 23 jaar geleden afspeelde. Voor de mensen die deel 1 niet hebben gelezen is het raadzaam om daar te beginnen om het verhaal een beetje te volgen.
Maar elke keer als ik weer begon met de drank gleed ik verder af. Als ik het weer op de heupen had en aan de zuip was, werd mijn leven een steeds grotere puinhoop. Zo ijverig als ik aan het poetsen was, als ik nuchter was, z’n zooi werd het als ik aan de zuip was. En vrolijk werd ik allang niet meer van de drank, alleen maar meer depri en erg onzeker als ik ook maar een beetje nuchter werd.
Wat steeds vaker voorkwam was het volgende: als ik ’s avonds of beter gezegd ’s nachts ging slapen op de bank, met de nodige drank achter de kiezen, probeerde ik altijd nog wat in de fles te bewaren voor de volgende morgen. Ik begon steeds vaker goedkope troep te drinken, dus kocht ik van die goedkope vruchtenwijn voor twee gulden vijftig. Erg vies vond ik dat, maar je werd er wel dronken van. Ik kocht niet een fles, maar meerdere tegelijk. Als de wijn dan naar zijn eind ging ’s nachts probeerde ik dus wat over te houden voor de volgende morgen. Het liefst nog een halve fles. Het gebeurde steeds vaker als ik ’s morgens wakker werd, dat ik dan behoorlijk begon te trillen. Als ik dan wat dronk hield dat ook weer op, en dat wist ik natuurlijk ook. Dus als er nog een halve fles was, kreeg ik het al benauwd. Dan maar gaan slapen, en die halve fles met wijn maar bewaren voor de volgende ochtend. Ik viel vaak ook snel in slaap, maar naar ongeveer twee tot drie uur werd ik weer wakker. De alcoholspiegel was dan zover gedaald dat ik wakker werd en niet meer kon slapen. De winkels waren nog dicht want het was pas een uur of vier, maar ik had wel wat te drinken nodig om weer te kunnen slapen. Ik had nog een halve fles maar die wou ik bewaren voor de volgende ochtend, tegen trillende handen. Ik kon natuurlijk niet met trillende handen naar de winkel, want als ik dan wijn kocht en ik moest bij de kassa betalen met een paar trillende vingers, kon iedereen zien wat er met mij aan de hand was en dat moest ik vermijden. Ik draaide een sigaret en rookte hem op en dacht; als ik een kwart fles bewaar is dat waarschijnlijk ook wel genoeg. Dan kan ik waarschijnlijk doorslapen tot negen uur en dan is de supermarkt open. Dus ik draaide de dop van de fles en begon te drinken, een kwartier wachten en dan moet ik weer kunnen slapen. Nog een gerookt, maar ik had nog steeds het gevoel dat ik niet kon slapen. Nou ja, dacht ik, als ik de rest nu opdrink en om negen uur gelijk bij de winkel voor de deur sta, heb ik vast nog wel genoeg alcohol in mijn bloed om niet te gaan trillen. Wie zegt trouwens dat ik morgenvroeg sta te trillen. Proost.
Nadat ik ook de laatste druppel uit de fles had gedronken, ben ik weer in slaap gevallen. Ik werd niet om negen uur wakker maar om een uur of zeven en ik kon ook niet meer slapen. Nadat ik had gerookt en nog een had gerookt, ging ik maar koffie zetten. Ik was wel wat gammel op de maag en ik had een raar gevoel in mijn hoofd, en het ergste was dat ik niks meer te drinken had. Nou ja, nog anderhalf uur dan ging de supermarkt open, godzijdank. Maar des te langer ik wakker was, des te slechter ging het met mij. Ik kreeg het zweet op mijn voorhoofd en ik begon ook te trillen. Waarom moest ik ook zonodig de wijn opdrinken vannacht? Ik wist dat dit zou gebeuren. Shit. Inmiddels was het acht uur en ik bleef naar de klok kijken. Tien over acht, kwart over acht, waarom ging de tijd nu niet om? Ik stak de ene sigaret na de andere aan, was kletsnat van het zweet en ijsbeerde door de kamer. Met mijn trillende vingers werden mijn sigaretten die ik draaide ook steeds minder. Benauwd werd ik van deze toestand. Nog maar een kop koffie en dan maar bij de winkel voor de deur wachten. Als hij dan open was, dan was ik in elk geval de eerste, dan kon ik door de winkel rennen, snel mijn wijn pakken, betalen en wegwezen. Ik deed koffie in mijn kopje, maar toen ik probeerde er suiker in te doen met het suikerlepeltje, vloog meer dan de helft van de suiker over de tafel omdat mijn handen zo erg trilden. Dan de koffie maar zonder suiker, wat kon mij het ook schelen. Godver… ik werd daardoor ook nog kwaad op mijzelf. De koffie dronk ik gloeiend heet op, zodat ik ook nog mijn mond verbrande, maar dat kon me helemaal niks schelen.
Ik trok mijn jas aan en ging richting de supermarkt en had daarbij een gevoel in de benen alsof ik net een marathon had gelopen. Mijn benen leken wel van rubber of zo. Buiten was het mooi weer, maar ik voelde mij helemaal niet goed, ik baalde er zelfs van dat de zon scheen. Na vijf minuten lopen was ik bij de winkel, maar die was nog dicht. Ik had geen idee hoelang ik had gelopen, maar ik was vaak de enige die er dan al stond te wachten. Snel een sigaret draaien, maar inmiddels ging het zo slecht met mij en stond ik zo te trillen, dat een sigaret draaien ook niet meer lukte. Hopelijk ging dat in de winkel goed en zag niemand hoe het met mij ging. Als ik bij de kassa maar niet met trillende vingers moest betalen. Even later kwam er nog iemand aangelopen en ging ook staan wachten. “Weet jij hoe laat het is?” Vroeg ik. “Bijna negen uur”, zei die persoon tegen mij. De laatste paar minuten duurden een eeuwigheid, en toen de deur van de winkel eindelijk openging, had ik het gevoel of ik elk moment om kon vallen. De redding was nabij. Met zweet op het voorhoofd en benen van rubber en een benauwd gevoel ging ik de winkel in. Rustig blijven lopen, dacht ik, anders val je zo meteen nog om. Toen ik bij de wijn was en ik een fles wou pakken, merkte ik dat ik de fles bijna weer liet vallen. Ik had verkrampte vingers. Het koste behoorlijk wat kracht om de fles niet te laten vallen. Een is eerst ook genoeg, dacht ik, als ik wat heb gedronken en het gaat beter met mij, kom ik gewoon terug en haal nog wel een paar. Ik was zo langzaam door de winkel gelopen, dat, toen ik bij de kassa kwam er al iemand voor mij was. Het duurde niet lang, maar voor mij was het op dat moment een eeuwigheid. Ik was inmiddels zo verkrampt dat ik bang was de fles te laten vallen, dus die hield ik met beide handen vast. Toen ik aan de beurt was, zette ik de fles heel voorzichtig neer, pakte geld uit mijn achterzak, betaalde, en moest wachten op het wisselgeld. Ik stak mijn verkrampte en trillende hand uit, kleddernat van het zweet, en voor een kort moment schaamde ik me dood. Ik kon wel door de grond zakken. Ik stak het geld dat ik had gekregen in mijn jaszak, pakte met beide handen de fles weer op en ging de winkel uit.
Weer buiten moest ik eerst diep ademhalen, het zonlicht deed pijn aan mijn ogen, maar veel verder kwam ik op dat moment ook niet meer. Ik ging naast de supermarkt tegen de muur staan en liet mij zo naar beneden glijden zodat ik op de grond zat, want ik had het gevoel dat ik nooit meer thuis zou komen. Op dat moment kon het me allemaal niks meer schelen. Ik probeerde met mijn verkrampte vingers de dop van de fles los te krijgen, maar dat was niet zo gemakkelijk. Elke keer als ik kracht probeerde te zetten met mijn handen, verkrampten ze nog meer, waardoor ik moest loslaten en het opnieuw proberen. Uiteindelijk lukte de operatie en ik tilde de fles met beide handen op. Toen ik de fles naar mijn mond bracht, trilde ik zo erg, dat de hals van de fles elke keer tegen mijn lippen knalde. Ik kreeg een bloedlip. Shit, dacht ik. Maar toen het eindelijk was gelukt om de fles aan de mond te krijgen en te houden, dronk ik een halve fles wijn leeg. Ik zette de fles daarna op de stoep, en door de ontwenningsverschijnselen en de spanning trilde ik zo erg, alsof ik onderkoeld was of zo. Nu een sigaret dacht ik, en haalde met moeite de shag uit mijn jaszak, maar er eentje draaien lukte nog niet zo goed. Nee, dat is gelogen, het lukte helemaal niet. Even de alcohol zijn werk laten doen, dacht ik. Na ongeveer een kwartier tot twintig minuten werd ik wat rustiger, zelfs de kramp werd minder. Nu kan ik een sigaret draaien dacht ik, en het lukte ook nog. Nadat ik de sigaret had aangestoken en de rook diep naar binnen zoog was de wereld bijna weer in orde. Ik keek eens naar de halfvolle fles en dacht; als ik die nu mee naar huis neem moet ik straks weer weg, ik kan hier beter even blijven zitten tot de fles leeg is. Proost, dacht ik, en nam een beste slok. Ik vond nu zelfs de zon prettig.